Ontvangst (hele recensies)

Mario Molegraaf in de PZC:

Het lezen en het overdenken waard

In 2009 verraste Franca Treur met Dorsvloer vol confetti. Een zegen natuurlijk om je loopbaan met zo’n meesterwerk te kunnen beginnen, maar ook een vloek. Want op alles wat je verder publiceert, rust de doem: kan ik mezelf ooit overtreffen? Met Hoor nu mijn stem is haar dat gelukt.

Ze voert de lezer weer naar bevindelijke kringen, het strenge protestantisme, ze heeft het over ‘gergemmers’. In Franca Treurs benadering beluister ik een warme mengeling van mededogen en heimwee. Vooral haar stijl verdient bewondering. Ze weet uiteenlopende mensen levensecht te laten praten. Haar zinnen zijn steevast niet alleen het lezen, maar ook het overdenken waard. Hoor nu mijn stem is een eerbetoon aan een verloren geloof, een verloren jeugd.

 

Marnix Verplancke in Knack Focus

SCHULD EN BOETE IN DE ZEEUWSE POLDERS ****

Een jonge, van haar geloof gevallen vrouw keert in Franca Treurs Hoor nu mijn stem terug naar haar verleden. Ze gaat de oudtante bij wie ze opgroeide verzorgen en ontdekt dat je als mens god wel kunt verlaten, maar dat hij jou daarentegen nooit verlaat.

Gina, presentatrice van het populaire Kennis en Kunde, dat iedere dag in primetime op Radio 1 wordt uitgezonden, werkt mee aan het tv-programma Haar voor Haar. Voor de ogen van een half miljoen kijkers zet een kapper de schaar in haar rijkelijke dos, waarna die verwerkt zal worden tot een pruik voor een door kanker getroffen vrouw. Gina doet dit echter niet zozeer uit naastenliefde als wel in de hoop dat haar vroegere partner Jean-Paul haar zal zien, haar offer zal begrijpen, de blonde del waarvoor hij haar verliet in de steek zal laten en terug bij haar zal komen.

Ooit interviewde ze de ornitholoog over een artikel dat hij had geschreven over het lombardeffect bij zangvogels. Die blijken in de stad luider en hoger te zingen dan op het platteland. Soms is het zelfs zo erg dat ze elkaar niet kunnen verstaan. Misschien zijn mensen wel net als vogels.

Want laat het nu precies op dat platteland zijn dat Gina opgroeide, in een klein Zeeuws en streng protestants boerendorp. Toen Ina, zoals ze toen nog heette, drie was, kwamen haar ouders om bij een auto-ongeluk. Het meisje werd geadopteerd door haar opa en zijn twee diepgelovige zussen Ma en Sjaan. Tanta Ma vertelde hoe ze een ‘aanbiddelijke’ nacht had meegemaakt waarbij ze gemeenschap der heiligen had met de ontslapen ziel van haar oude vriend Jan. O zo zoet en wonderlijk was dat, zei ze, terwijl ze peinzend de verte in keek alsof er nog een restje Jan-ervaring in de lucht hing. Tante Sjaan was dan weer een stuk minder mededeelzaam. In feite hoorde Ina haar alleen wanneer haar maag begon te rommelen aan tafel, of terwijl ze bezig was zedelijke rokken te naaien omdat de duivel alle modekoningen in zijn klauwen had gekregen. ‘Op sommige avonden leek het erop dat geen van drieën ooit nog overeind ging komen, ’ denkt Ina later, terugkijkend op die tijd, ‘alsof de ondergang van de wereld al was geweest en ik alleen was overgebleven met de leeggelepelde advocaatglaasjes.’

Centrale zinnen Maar, zei ze tegen zichzelf, is dat eigenlijk niet precies goed: wel veroordeeld te worden, maar ook een beetje onrechtvaardig veroordeeld, zodat je leed groter is dan je schuld en er weer hoop voor je is?

In Hoor nu mijn stem stikt het van deze uiterst citeerbare zinnen. Keer op keer weet Franca Treur een situatie in een paar sprekende beelden te vatten, waarna ze op zoek gaat naar de psychologische inhoud ervan. Immers: net zoals haar vorige twee romans gaat ook deze nieuwe over de onmogelijke situatie waarin de hedendaagse mens is beland. Hij kan zich niet meer onderwerpen aan de strenge discipline en de onvoorwaardelijke overgave die god eist. Geloven kan niet meer, beseft Gina na een cursus schriftkritiek waarin de Bijbel gedeconstrueerd wordt, maar wat dan dreigt, is de eindeloos gapende kloof van spirituele leegte die zo typerend lijkt voor onze samenleving.

Hoor nu mijn stem is een roman over ontworteling, schuld en boete, want waar getuigt Gina’s kortgeknipte hoofd anders van dan van haar ongezonde drang naar boetedoening? Het op zich nemen van een torenhoge schuld kan misschien verlichting brengen, denkt ze als een hedendaagse Sören Kierkegaard. En daar hoeft ze niet eens veel moeite voor te doen. Het ongeval waarbij haar ouders omkwamen had immers niet moeten gebeuren. Zij kwamen van een trouwfeest. De kleine Ina zou bij haar opa blijven slapen, maar het kind was zo lastig dat die dat niet zag zitten. Kom haar maar halen, zei hij. En dat waren ze aan het doen toen hun auto werd aangereden.

 

Religie doet wat met een mens, en dat zowel in positieve als in negatieve zin. Zo zou je de thematiek van Franca Treur (°1979) kunnen samenvatten. Geboren in een streng protestants Zeeuws boerengezin verloor ze haar geloof toen ze in Leiden studeerde. In haar eerste roman, Dorsvloer vol confetti, beschreef ze de vreugde die de bevrijding van het geloof haar gaf. Haar tweede, De woongroep, schetste een beeld van de geestelijke leegte die ervoor in de plaats kwam. In Hoor nu mijn stem verkent ze verder en dieper dan voorheen de psychologie van het geloof.

 

Arjan Peters in De Volkskrant ****

Het kenmerkende Treur-gevoel, de ongewone combinatie van bevrijding en verlies, komt nog beter dan voorheen naar voren

Erg goed zijn de vlijmende miniportretjes die Franca Treur door de roman strooit.

Enny de Bruin in het Reformatorisch Dagblad:

Alweer een boek over een meisje dat loskomt uit een bevindelijk gereformeerd milieu, alweer een boek over een jongen die gefascineerd is door het geloof van bloemenkweker Sievez. Niettemin trekken de nieuwe romans van Franca Treur en Jan Siebelink terecht de aandacht.

De Zeeuwse Ina is de hoofdpersoon uit ”Hoor nu mijn stem” van Franca Treur. Zo heet ze althans als ze nog jong is en bij haar opa en twee zwaarbevindelijke oudtantes opgroeit. Later, na haar studie Nederlands in Leiden, als ze carrière maakt als radiopresentatrice, gaat ze zichzelf Gina noemen. Het tekent de ontwikkeling die ze doormaakt: van refomeisje tot mediavrouw.

”Hoor nu mijn stem” doet denken aan Treurs eerste boek, ”Dorsvloer vol confetti” (2009), maar dan inhoudelijk sterker uitgewerkt. Het gaat nu niet alleen maar over een opgroeiend meisje dat ernaar snakt haar vleugels uit te slaan, maar ook over een volwassen vrouw die, soms een beetje verdrietig, terugblikt en vergelijkt en nadenkt. Bijvoorbeeld over wat geloven is, over wat je verliest en wint als je niet meer gelooft, over hoe je relaties onderhoudt als die inhoudelijke kloof steeds groter wordt.

Het leven van Ina is uiterst herkenbaar voor alle refomeisjes van haar generatie. Als kind: het willen zijn zoals die ene bekeerde oudtante, in het besef van zonde en van oordeel. Als opgroeiend meisje: het verlangen naar een wat breder blikveld en een wat minder benauwend klimaat, naar een leven dat groter is dan wat binnen eigen kring mogelijk is.

Als studente: de kennismaking met christenen van allerlei soort, en zelfs met ongelovigen. Het ongelukkig zijn omdat jij nergens iets van weet, omdat jouw verleden en belevingswereld helemaal niet aansluiten op die van de anderen. De vragen en de twijfels. Het lidmaatschap van de christelijke studentenvereniging, de Bijbelkringen en de belijdenisdiensten.

Maar dan: hoe komt het dat de een de weg gaat van Franca Treurs hoofdpersoon, en de ander niet? De volwassen Gina omhelst een nieuw, rationeel geloof waarin geen plaats meer is voor God. Maar ze laat ook zien dat dat niet meteen gelukkig maakt. Gevoelens van opluchting gaan samen met gevoelens van rouw en verlies. En is het leven in een wereld waarin je jezelf maar moet zien te redden eigenlijk wel zo aantrekkelijk?

De groeiende afstand tot vrienden en familieleden is zwaar om te verdragen, zeker voor Gina, die veel voor haar tantes wil doen en voor wie vriendschappen ontzettend belangrijk zijn. Je ziet het voor je, hoe ze haar werelden gescheiden probeert te houden – toch maar een rok aantrekken als ze bij de tantes op bezoek gaat. Toch maar doen alsof ze elke zondag naar de kerk gaat, omdat ze hen nu eenmaal geen pijn wil doen.

Dat heeft niet alleen te maken met geloof of ongeloof, maar ook met algemeen menselijke vragen zoals „Hoe kun je diepe relaties aangaan en tegelijk jezelf zijn en jezelf laten zien?” Dat maakt het boek ook in algemenere zin herkenbaar voor lezers, ongeacht geloof of achtergrond.

Wat Gina’s nieuwe geloof betreft, eigenlijk is dat helemaal niet zo aansprekend of in filosofische zin overtuigend. Ze valt voor een rationele vorm van atheïsme, en daar wordt de wereld niet mooier of diepzinniger van – geen wonder dat ze haar toevlucht zoekt in de kunst.

Daarom is het interessant Treurs boek te vergelijken met ”De buurjongen” van Jan Siebelink. Siebelink gaat een heel andere kant op: hij zoekt het in de mystiek. Zijn verhaal gaat over de buurjongen van de familie Sievez uit ”Knielen op een bed violen”, die zijn moeder al jong verliest en zich terugtrekt in een wondere wereld waarin werkelijkheid en verbeelding soms door elkaar lopen.

Dat levert een mooi verhaal op, maar wie gedacht had opnieuw een boek over de bevindelijke wereld in handen te hebben, vergist zich. Dit is een ander verhaal dan ”Knielen op een bed violen”, zij het dat het decor en de sfeer hetzelfde zijn, terwijl het mystieke verlangen dat vader Sievez kenmerkte, wel degelijk een vonk heeft ontstoken bij de buurjongen.

Beide schrijvers, Treur en Siebelink, hebben regelmatig verklaard dat ze niet meer geloven, maar dat het geloof hen toch niet loslaat. Ze schrijven erover om tot klaarheid te komen. En ze blijven niet steken bij de buitenkant, maar doen ook een poging te verkennen wat geloven eigenlijk is. Dat valt te waarderen, al zijn hun antwoorden niet bevredigend.

Zowel voor Treur als voor Siebelink geldt: ze proberen te schrijven op een manier die niet aanstootgevend is voor bevindelijke gelovigen. Dat is duidelijk. Maar wat het boek van Treur betreft, is het gegeven op zichzelf –meisje gaat vragen stellen bij de overgeleverde zekerheden– natuurlijk al confronterend en vervreemdend genoeg voor wie in de bevindelijke geloofswereld verkeert.

Niemands verhaal is hetzelfde, niemands ervaringen zijn hetzelfde, niemands zwakke plekken zijn hetzelfde. Daarom is het meestal niet zo heel vruchtbaar om je af te vragen of ‘hét’ bevindelijke leven hier nu wel goed wordt weergegeven, en het is ook niet zo vruchtbaar om in de slachtofferrol te kruipen, je onbegrepen te voelen, verwijten te maken, de auteur te willen bekeren of de schuld voor kerkverlating en geloofsverlies bij wie dan ook te leggen.

Een bescheiden en tegelijk volwassen lezershouding heeft te maken met zelfkennis, kennis van de wereld waarin je leeft en kennis van God. Dat betekent óók dat je je als lezer bewust bent van je eigen zwakke plekken. Word je door twijfelende hoofdpersonen van je stuk gebracht of beschadigd, laat dit soort boeken dan voor wat ze zijn. Soms is onthouding de beste keus.

Maar het kan ook zijn dat je niet meteen bang wordt van twijfels en vragen (omdat je, hopelijk, weet in Wie je gelooft), en dan kan het best verhelderend of inzichtgevend werken om een roman te lezen die je een spiegel voorhoudt. Ook al is het moeilijk om van buitenaf naar jezelf kijken, je eigen gedrag met de ogen van een buitenstaander te zien en je eigen zekerheden onder de loep te nemen. Soms wordt dat nu eenmaal van je gevraagd.

 

Thomas de Veen in NRC Handelsblad en NRC.next:

Waar wereldvreemdheid een deugd is****

God had geen welbehagen in Ina, die in Treurs zeer onderhoudende derde roman van haar geloof valt.

Oh, zoals Franca Treur in een luttel zinnetje een heel mens en een hele wereld kan vangen! Zie dan hoeveel erin zit, in zo’n schijnbaar onbenullig, maar onweerstaanbaar tussendoorzinnetje over bijvoorbeeld de relatie van hoofdpersonage Gina: ‘De stofzuigerslang viel altijd om als Jean-Paul zijn racefiets op haar overloop parkeerde.’ Moeten we nog meer kwijt over die relatie? Tot mislukken gedoemd, dat voel je.

Of dit, over Gina en haar tantes, die rond het sterfbed van opa zitten, die pogen om nog iets van eerbied en decorum in stand te houden: ‘Toen streek de vlieg neer op zijn slaap. Alle drie tegelijk joegen we hem weg, onze handen bezerend aan die van elkaar.’ Dat is niet alleen een behoorlijk grappig beeld, het is ook een voortreffelijke manier om de personages in al hun menselijkheid neer te zetten – om ze van vlees en bloed te maken.

De hoop bleek dus terecht! Bij de nieuwe, derde roman van Franca Treur was de stille hoop dat het de scherpte zou hebben van haar knappe kortebaanwerk: de korte verhalen die ze wekelijks publiceert, eerst in NRC en tegenwoordig in Trouw, en die ze bundelde in X&Y(2016). Snapshots van een mensenleven zijn het, scherp maar vol mededogen, waar je onder de oppervlakte nog allerlei persoonlijke wensen, verlangens en karakterzwaktes voelde broeien – en telkens had ze er maar een paar zinnen voor nodig. Die verhalen waren misschien wel Treurs grootste proeve van schrijfkunst tot dusver, nog beter dan haar twee romans, succesdebuut Dorsvloer vol confetti (2009) en het heel andere De woongroep (2013).

Leven in dienst van God

Zou ze dat vermogen nu ook op de langere baan gaan toepassen? Ja dus. Nog een voorbeeld van zo’n opvallend-onopvallend sterke zin, eentje die iets dramatischer is: de conclusie van een anekdote over een mini-radiootje dat een veertienjarige Gina ‘tijdens de spaarweek van de Rabobank’ (ocharm) had verkregen en voor het een kik kon geven in de afvalbak eindigde: ‘Geluisterd werd er alleen naar het ruisen van elkaars zenuwen.’

Franca Treur (1979) is terug waar ze met haar debuut begon: op de Zeeuwse eilanden, in een bevindelijk reformatorisch milieu ‘waar wereldvreemdheid een deugd was, samen met bescheidenheid, zondebesef, vrouwelijke zwijgzaamheid en gebrek aan ambitie.’ Het verhaal gaat over Gina, nu een succesvolle, stadse radio-interviewster, maar ooit een plattelandsmeisje dat Ina heette en ‘een doodstil leven’ leidde ‘op een doodstille plek niet ver van de zee’. Maar hoewel haar identiteit zich ook verwijderd heeft van het Zeeuwse land, het strenge geloof en haar jeugd, er helemaal van losgekomen is Gina/Ina niet. Als een van haar tantes, bij wie Ina opgegroeid is na het verongelukken van haar ouders, in nood zit, stapt Gina spoorslags op de trein – en zet, letterlijk, een pruik op, om nog maar zo veel mogelijk te lijken op de Ina van vroeger.

Hoor nu mijn stem is een kalm boek, uitgesponnen verteld maar immer onderhoudend, waarin de hoofdstukken over de treinreis in het heden alterneren met een chronologisch verhaal over het verleden. Tussen die twee lijnen zit een verschil in vertelperspectief: in het verleden vertelt Ina als ‘ik’, in het heden is Gina ‘zij’ – om te benadrukken dat Gina zichzelf ziet als ‘een verzameling ikken met een flodderige strik eromheen’, niet alleen meer één eenduidige Ina. Die twijfelt al lang aan haar geloof: ze voelt zich niet vroom genoeg, ‘God had in haar geen welbehagen’. Dat is subtiel, mooi gedaan, net als de verschillende richtingen die de verhaallijnen uit gaan: Ina’s verhaal vertelt over verwijdering, Gina’s verhaal juist over terugkomst. Die dynamiek zorgt er ondanks het kalme tempo voor dat Hoor nu mijn stem constant blijft boeien, naast al die goed geschreven zinnen en treffende, grappige observaties van Treur.

Afvalligenliteratuur

Maar de inhoud van het verhaal, de geschiedenis van een christen die van haar geloof valt, is niet erg verrassend. Dat is in zekere zin ‘het bekende verhaal […] over de trek van platteland naar stad, van God naar afhaalsushi’, om te citeren uit de recente roman Wormen en engelen van Maarten van der Graaff, die min of meer hetzelfde uitgangspunt heeft, maar nog een paar stappen méér neemt: wat volgt er? Wat komt er voor het geloof in de plaats? Treur gooit wat lijntjes uit in die richting: literatuur neemt voor een deel de honneurs waar. ‘Literatuur lokte met de belofte haar iets terug te kunnen geven dat ze zelf was kwijtgeraakt.’ En wanneer God niet meer de Man is die liefgehad dient te worden, heeft Gina eindelijk ruimte voor waarachtige liefdesrelaties met mannen – met de nodige worsteling. In Gina’s houding in de liefde, die danig is beïnvloed door de ondergeschiktheid van vrouwen aan mannen, kun je de gevolgen van een seksistische cultuur waarnemen, een onderstroom in het verhaal waar ook de titel naar verwijst.

Maar veel meer dan een onderstroom of uitgeworpen lijntjes worden dat niet, Treur houdt haar verhaal toegespitst en persoonlijk. Gevolg daarvan is wel dat Treur met deze roman niet bijster veel toevoegt aan wat er al bestaat aan ‘afvalligenliteratuur’: Hoor nu mijn stemvertelt niet per se een nieuw en eigentijds verhaal, zoals Van der Graaffs roman deed.

Enfin: dat zijn bedenkingen nadat je het uit hebt, maar die doen weinig af aan wat de roman wél is, en het plezier dat je hebt en houdt in het verhaal. Dat is allemaal te danken aan die fijnzinnige stijl van Treur. Oh, zo’n fijne zin over tante Ma, de kille surrogaatmoeder die Gina hier even vol mededogen in haar hemd zet: ‘Vanmorgen nog had ze de loftrompet gestoken over het feit dat ze haar eigen bovengebit nog had.’ En ach, deze zin die Gina’s tekort aan liefde zo beschrijft dat het tegelijk grappig is en door merg en been gaat: ‘Ik heb zo veel liefde in me, zei ik tegen Tineke. Ik zou van een stoptrein kunnen houden, of van de meelfabriek.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De woongroep heeft een merkwaardige ontvangst. Recensenten van dienst van Volkskrant, NRC en Parool laten er geen spaan van heel, Trouw, Knack, Humo, Reformatorisch Dagblad, Telegraaf, Margriet en Nieuwe Koers vinden de roman juist heel geslaagd.

Heleen Spanjaard noemt De woongroep in de boekenrubriek van Margriet nummer 6 een ‘amusante en scherpe roman’. Lees haar artikel hier.

Rob Schouten recenseert De woongroep voor Trouw:  ‘De woongroep’ leest als een trein.’ Schouten noemt het ‘een rechttoe rechtaan zedenroman in de trant van het hedendaagse naturalisme. Goed en effectvol gedaan, zonder karikaturaal te worden.’ Wel vindt hij dat de roman als een nachtkaars uitgaat.

Joost van Velzen, cultuurredacteur Trouw schrijft in dezelfde krant:‘Treur blinkt uit in levensechte dialogen en vlotlopende zinnen, heeft een Paulien Cornelisse-achtige antenne voor hedendaags taalgebruik die van de 338 pagina’s geen enkel probleem maken.’

Bart Vannegeren (Humo): ‘Je hoeft geen gezaghebbend futuroloog te zijn om te kunnen voorzien dat de woongroep Elenoor nooit de gedroomde uitweg uit haar richtingloosheid kan bieden. Maar dat stoort het leesplezier allerminst, dankzij de zorgvuldige opbouw van de plot en vooral de prettige zelfbewust-laconieke verteltoon.’ Het had volgens hem nog beter gekund. ‘Toch bewijst Treur in haar roman over een crisisgeneratie op zoek naar een zingevend verhaal zelf vervulling in het schrijven gevonden te hebben. In ‘De woongroep’ zoemt geen eendagsvlieg.’ Lees de hele recensie hier.

Daniëlle Serdijn noemt in de Volkskrant Elenoor ‘een naïef geval’ en hekelt juist de opbouw van het boek, ‘de lange aanloop’, ‘de schimmige zijlijnen waaronder de relatieproblemen van Elenoor’. Ook de stijl vindt ze niets, met ‘germanismen als ‘iemand interessants’ en een handvol zinnen in ‘onvervalst koeterwaals’.

Ook Karin Overmars valt in het Parool over ‘iemand interessants’. ‘Boeiend wordt het nergens,’ schrijft ze verder. ‘Gelukkig loopt het wel goed af.’ Meer dan één ster is het boek volgens haar niet waard.

Annet de Jong in de Telegraaf is enthousiast over De woongroep en noemt het een ‘roman die je geregeld laat schaterlachen.’ In een tweede artikel zegt ze: ‘Schrijfster Franca Treur kleurt de zoekende Elenoor mooi in. Een grappige, vreemde vrouw die zich wat kinderlijk gedraagt. {…} Een prima, bij vlagen erg geestig boek.’

In de Groene Amsterdammer vraagt Keest ’t Hart zich af: ‘Waarom heeft Treur er niet een schepje bovenop gegooid? […] Waarom niet een flitsende roman over een woongroep ergens op Cuba met schurken, met bloedbaden, orgieën, zinloze oorlogen en banale piraterij?’

’t Hart vindt De woongroep een sombere roman en lijkt zich er bijna over te verbazen dat ‘Treur er wel degelijk in slaagde empathie voor haar Elenoor op te roepen. Ze laat haar benarde heldin niet vallen, sterker nog, je krijgt het idee dat ze ons ervan wil overtuigen dat zij zelf ook minstens voor een deel Elenoor is. Dat versterkt de impact van haar roman. Af en toe klinkt overigens zeker ironie door.’ Voor abonnees is de recensie hier te lezen.

Enny de Bruijn recenseert De woongroep voor het Reformatorisch Dagblad en probeert de agressie in sommige negatieve recensies te verklaren. Daarom een paar lange citaten:

‘Voor reformatorische lezers die gefascineerd waren door Dorsvloer vol confetti is er aan dit verhaal waarschijnlijk minder te beleven en te herkennen. De personages staan verder weg en het beschreven levensgevoel kan op de gemiddelde kerkmens vervreemdend of zelfs ontluisterend overkomen. Maar ook voor het brede Nederlandse lezerspubliek lijkt dit een moeilijker boek. Wie zelf niet (meer) gelooft, kan makkelijk genieten van een hoofdpersoon die vervreemd raakt van een boerenwereld waarin kerkgangers de toon aangeven. In De woongroep komt het conflict evenwel dichterbij: de hoofdpersoon zet zich af tegen het gezapige burgerbestaan: gezin, kinderen, vaste baan, auto voor de deur de sleur van de middelmaat.

Dat zal hier en daar irritatie oproepen, want de gemiddelde lezer ís nu eenmaal zo’n keurige burger met een gezin en een auto en heeft niet altijd behoefte om op de schaduwzijden van dat bestaan gewezen te worden. Met de mond belijden veel literatuurliefhebbers wel dat het een van de functies van literatuur is om te knagen en vragen te stellen en de mens met zichzelf te confronteren, maar soms is het gewoon fijner als die confrontatie over andere mensen gaat, en niet over jezelf.

Het knappe van Treur is daarbij wél dat ze niet in zwart-wittegenstellingen vervalt. Hoofdpersoon Elenoor schokt in het eerste hoofdstuk tijdens een kraambezoek haar omgeving nog met de opmerking dat veel moeders soms de neiging hebben om hun baby uit het raam te gooien. Maar in het laatste hoofdstuk zit ze beneden in de tuin een commode uit te zoeken bij http://Ikea.nl , drinkt ze thee uit een kopje en gaat ze samen met haar vriend praten over de aankoop van een huis en het afsluiten van een hypotheek. De ene lezer zal dat ervaren als de tragiek van huisje-boompje-beestje , de andere als acceptatie van en overgave aan het leven. Het is maar wat je wilt zien.

Tussen dat eerste en laatste hoofdstuk is er dan de woongroep, met excentrieke bewoners die een spoor in de wereld willen achterlaten, maar niet goed weten hoe. […] Franca Treur weet het levensgevoel van deze twintigers en dertigers uitstekend te typeren, met trefzekere woorden en subtiele observaties. Ze laat mooi zien hoe mensen zich vastklemmen aan idealen en tegelijkertijd openstaan voor corruptie van die idealen hetzij doordat ze gevoelig zijn voor geld, doordat ze verliefd worden of gewoon doordat ze lui zijn. Vrolijk word je daar als lezer niet van, maar misschien is dat ook niet de bedoeling.’ Lees de hele recensie hier.

Rien van de Berg in het christelijke Nederlands Dagblad baalt van de ‘reflexen die je verwachten kunt van iemand die afrekent met het christelijk geloof: die gaat de regeltjes van het geloof overboord gooien. De onlosmakelijke drie – liefde, seksualiteit en trouw – worden uit elkaar gehaald.’ Even later schrijft hij: ‘Treur kan tevreden zijn omdat haar stijl overeind blijft. Vooral haar humor is een wapen. Deze roman moet ze niet te lang koesteren, maar ze kan wel de conclusie trekken dat ze een schrijfster is. Literatuur is levensbeschouwing, en ook op dat punt fascineert de schrijfster. Treur, daar komen nog goeie boeken van.’

Roderick Six schrijft in Knack Focus: ‘Treur behoeft weinig promotie: een eerste inkijk in De woongroep is veelbelovend. Vooral de manier waarop ze met enkele rake zinnetjes onbehagen oproept en de wankelmoedige Elenoor neerzet, doet ons naar meer dorsten.’ In een tweede artikel over De woongroep noemt hij het een ‘meerlagige roman’ vol ‘dubbele bodems waar je aanvankelijk los over leest. Treur schrijft zo vloeiend dat de pagina’s soms te vlot weghappen en je de weerhaakjes mist. Pas bij herlezen merk je hoe gelaagd haar roman is.’

John Jansen van Galen (1940), journalist, schrijver en presentator van Met het Oog op Morgen, heeft erg van De woongroep genoten, en noemt het ‘bijzonder geestig en soepel geschreven’. Bekijk hier de radio-uitzending.

Maxim Februari (1963), columnist NRC Handelsblad: ‘Vanaf die mistroostige titel tot de capitulatie aan het eind is dit een onthutsend boek. Voor mij zit hem dat niet in het al dan niet slagen van maatschappelijk activisme, maar in de genadeloze manier waarop Franca je de banaliteit van het leven voorschotelt. Die banaliteit kwam je al op diezelfde onthutsende manier tegen in haar vorige roman – daar in de religieuze variant, hier in de grootsteedse versie. De kleinheid van mensen, de wezenloosheid, de ongeïnformeerde stelligheid; door de schrijver en haar hoofdpersoon vanaf zekere afstand met radeloosheid waargenomen. De stupiditeit van het gewoel.

En nu kan ik komen met een oordeel over het boek; ik kan uitroepen hoe grappig het is en hoe goed Franca Treur schrijft, want zij schrijft altijd weer opmerkelijk goed en dat is zeldzaam, ook voor een schrijver, maar na dit genadeloze boek te hebben gelezen, ben ik bang dat deze schrijver ook niet zit te wachten op mijn kleine banaliteiten en stompzinnigheden.’ Lees meer.

Thomas de Veen (1986), recensent jeugdboeken NRC, vindt De woongroep een overbodig boek en hekelt met name ‘de anticlimax’: ‘De grootste tegenvaller is dat de ambities van Elenoor uiteindelijk toch gefnuikt worden, waardoor Treur haar belofte niet waarmaakt.’

Tjerk de Reus (1971), literatuurcriticus De Nieuwe Koers en het Friesch Dagblad, schrijft: ‘Franca Treur heeft zichzelf opnieuw uitgevonden. Haar nieuwe roman biedt een mooie, ironische blik op de samenleving.’ Lees meer.

 

 

Over Dorsvloer vol confetti:

‘Uitzonderlijke, tijdloze roman van een schrijfster in hart en nieren.’ juryrapport selexyz debuutprijs

Wijs en vermakelijk boek.’ nrc handelsblad ****

‘Een boek boordevol informatie over een wijze van leven, met prettige beschrijvingen en uitdrukkingen.’ het parool ****

‘Betoverende roman.’ de volkskrant ****

Voor meer pers over Dorsvloer vol confetti, zie francatreur.nl/dorsvloervolconfetti