Boekpresentatie ‘Hoor nu mijn stem’ op 4 oktober bij uitgeverij Prometheus

Schrijver Marja Pruis ontving het eerste exemplaar van ‘Hoor nu mijn stem’

Fragmenten uit Marja’s feestrede:

‘Ik heb heel lang zitten piekeren wat voor soort verhaal ze nu vertelt in deze roman, en op de een of andere manier werd haar openingszin wat dat betreft ook steeds betekenisvoller. ‘De trein naar Vlissingen stond er al.’ Zo luidt die zin. Zo’n ogenschijnlijk gewoon zinnetje, dagelijkser kan het bijna niet. Maar kijk dan nog eens hoe het er staat. Die trein die stond er al, met andere woorden: die trein stond al op je te wachten, het enige wat je nog hoeft te doen is instappen, en stap je nu eindelijk in of laat je nog langer op je wachten.

Copyright van alle foto’s in deze post ligt bij Anton Poptie.

De trein naar Vlissingen stond er al, opeens is het een dreigend zinnetje, is het een geval van predestinatie, temeer omdat je weet: in de wereld van Franca Treur kun je niet ongestraft op de trein naar Vlissingen stappen. Kom je ooit nog wel terug, dat is een beetje de vraag. Het lijkt alsof haar hoofdpersoon die vraag ook parten speelt, want het duurt even voor ze daadwerkelijk die trein instapt, als ze instapt botst ze eerst tegen iemand aan, en een halve seconde later springt ze er ook nog een keertje uit zelfs. Maar dan is er toch geen houden meer aan, die trein naar Vlissingen die roept, en wacht uiteindelijk op niemand. […]’

‘Het heeft altijd iets onmachtigs, het citeren uit een roman die je in z’n geheel moet savoureren om de afzonderlijke zinnen op waarde te kunnen schatten. Mijn absolute lievelingszin bijvoorbeeld, ik weet niet of het werkt als ik die nu zo geïsoleerd openbaar, maar als ik het lees hoor ik bij wijze van spreken de wanhopige verzuchting van Patty Brard erin resoneren. Of er nou niemand in haar omgeving is die een beetje balans kan bewaren. Gina heeft haar Patty Brard-momentje als ze zich weer eens heeft bedacht hoe kaal de wereld wordt zonder bevindelijk gereformeerden en hun ongelofelijke geloof, en dan schreeuwt ze het dus inwendig uit: ‘Wie wil er nu een absoluut werkelijke wereld?’Joachim Eijlander speelt Piatti

‘Inderdaad, wie wil dat nou. Franca Treur kan als geen ander schrijven over mensen die zichzelf ergens van weten te verlossen, maar zich blijven afvragen: en nu? Die kunnen praten als geen ander, maar als ze ophouden met praten merken dat ze huilen. Die trouw willen blijven aan hun vroegere zelf, omdat het maar de vraag is wat er meer echt is dan dat. Die het geloof niet verliezen, maar het afleggen als ze dat willen. Die ervoor kiezen op een gegeven moment alleen nog maar tergende gedachten te wijden aan werk en mannen.

Tegen het einde van haar roman wenst Gina haar buurjongen, een jongere versie van haarzelf, in gedachten toe dat hij loskomt van de wereld die hem gevangen houdt, en dat hij zichzelf het leven inschiet. Ze wenst hem groei toe, en durf en geluk en kracht, nieuwsgierigheid en wijsheid en liefde, al die dingen kortom, zo schrijft ze, die dan misschien niet helemaal exact samenvallen met een zegen, maar wel dicht in de buurt komen.’